In het boek van Romeinen leren we waarom alles ijdelheid is. Rom. 8: 18-23.
Deze passage geeft aan dat:
-De schepping wacht reikhalzend uit naar het openbaar worden der zonen Gods.
-Want de schepping is aan vruchteloosheid (ijdelheid) onderworpen.
-Niet vrijwillig, maar omdat God het onderworpen heeft.
-Dit alles tot vrijheid van de schepping.
-De ganse schepping is nu in barensnood.
-Ook degene die de Geest hebben ontvangen zuchten.
-In de verwachting van het zoonschap, de verlossing van ons lichaam.
Deze ijdelheid is gekomen toen God de vloek over hemel en aarde heeft uitgesproken. Van het begin was het niet zo. Gen. 3:17-19.
Het sleutelwoord in Genesis is het woord "smart". Het woord smart komt van een Hebreeuws woord dat betekent:
-AV - sorrow 2, toill; 3 StV-smart 3; 3 NBG-moeite 1, moeitevolle arbeid 1, zwoegen 1; 3
1) pijn, arbeid, ontbering, smart, gezwoeg
Vergelijk ook Psalm 24:4, Psalm 119:37, Psalm 144:4
2:1-11. De ijdelheid van vreugde, lachen en het verzamelen van materiele zaken.
Pre 2:1 Ik zeide tot mijzelf: Welaan, ik wil u op de proef stellen door vreugde, verlustig u dus in het goede. Maar zie, ook dit is ijdelheid.
Vreugde: Blijdschap, datgene wat blijdschap veroorzaakt. Ook vreugde brengt niet waar de ziel zoekende naar is.
Pre 2:2 Van het lachen moest ik zeggen: Het is dwaas; en van de vreugde: Wat werkt zij uit?
Zelfs van het lachen moest Salomo zeggen dat het dwaas was. Vergelijk Spreuken 14:13 "Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid". Het is als het "volgende morgen" principe. Het "kater" principe.
Mensen kunnen veel gezelligheid hebben in een goede avond, maar als de volgende ochtend komt, dan komt de realiteit weer terug.
Pre 2:3 Ik stelde bij mijzelf een onderzoek in door mijn lichaam met wijn te verkwikken (terwijl mijn geest de leiding behield door de wijsheid) en het onverstand aan te hangen, totdat ik zou ontwaren, wat de mensenkinderen het beste kunnen doen onder de hemel gedurende de weinige dagen van hun leven.
Nu hij de vreugde en het lachen een kans had gegeven, was hij overgegaan naar wijn. Maar ook dit geeft niet hetgeen waar we diep in onszelf naar op zoek zijn. Zelfs zoveel wijn, dat hij het onverstand ging aanhangen, maar behield de wijsheid.
Pre 2:4 Ik deed grote dingen: ik bouwde huizen, plantte wijngaarden,
Pre 2:5 legde hoven en parken aan en plantte daarin allerlei vruchtbomen,
Pre 2:6 ik groef watervijvers om daaruit een bos met jonge bomen te bevloeien;
Pre 2:7 ik kocht slaven en slavinnen, en daar werden er ook in mijn huis geboren; ook had ik een talrijk bezit aan runderen en kleinvee, meer dan allen die voor mij te Jeruzalem geweest waren;
Ook deed Salomo grote dingen, zoals het bouwen van allerlei huizen, hij omringde deze met mooie tuinen en hij had ook vele bezittingen. Ja, in al deze dingen had hij meer dan enig ander iemand die ooit in Jerusalem geweest waren.
Pre 2:8 ik vergaderde mij ook zilver en goud, schatten van koningen en landschappen; ik verschafte mij zangers en zangeressen en dingen die de mensen bekoren, alle mogelijke genietingen.
Hier schrijft Salomo over alle dingen die hij had vergaderd in zijn leven, ja hij had "alle mogelijke genietingen".
Pre 2:9 Zo werd ik groter en rijker dan allen die voor mij te Jeruzalem geweest waren; ondertussen bleef mijn wijsheid mij
Hij werd groter dan enig ander in dit alles was de wijsheid hem bijgebleven.
Pre 2:10 En niets dat mijn ogen wensten, ontzegde ik ze, noch hield ik mijn hart van enige vreugde terug, ja, mijn hart verheugde zich over al mijn zwoegen, en dit was wat al mijn gezwoeg mij opleverde.
Pre 2:11 Toen ik mij nu wendde tot alle werken die mijn handen hadden gewrocht, en tot het zwoegen waarmee ik mij had afgetobd om die te volbrengen; zie, alles was ijdelheid en najagen van wind, en er is geen voordeel onder de zon.
Alles wat de ogen wensten van Salomo hadden ze gekregen. Vergelijk ook hfst. 1: 8
Maar alles was ijdelheid:
-Een najagen van de wind.
-Er is geen voordeel onder de zon.
Vergelijk hier ook Lukas 12: 13-21
2:12-17 De wijze is beter af dan de dwaze.
Pre 2:12 En ik wendde mij om wijsheid benevens verdwaasdheid en onverstand in ogenschouw te nemen, immers, hoe staat de mens die de koning opvolgen zal, tegenover wat deze al gedaan heeft?
Salomo vroeg zich af hoe degene om zou gaan met hetgeen dat hij had gedaan! hij had immers alle wijsheid gekregen.
Pre 2:13 Wel ontwaarde ik, dat de wijsheid haar voordeel heeft boven het onverstand, zoals het licht zijn voordeel heeft boven de duisternis
Salomo wendde zich tot verdwaasheid en onverstand! hij kwam tot de conclusie dat wijsheid beter is! zoals het licht beter is dan de duisternis.
Pre 2:14 de wijze heeft ogen in zijn hoofd, maar de dwaas wandelt in de duisternis; maar ik bemerkte ook, dat een lot hen allen treft,
Ja! het lot treft allen.
Pre 2:15 en ik zeide bij mijzelf: Wat de dwaas wedervaart, wedervaart ook mij: waartoe ben ik dan zo uitermate wijs geweest? Toen sprak ik bij mijzelf, dat ook dit ijdelheid is.
Pre 2:16 Want er is nimmer enige heugenis van de wijze, zomin als van de dwaas, omdat in de komende dagen alles reeds lang vergeten is, en ach, hoe sterft de wijze evenzeer als de dwaas!
Allen moeten een keer sterven. Dat hebben we gemeen met elkaar. Vergelijk Hebr. 9: 27
Pre 2:17 Daarom kreeg ik een afkeer van het leven, want kwaad scheen mij het werk, dat onder de zon geschiedt: het is alles ijdelheid en najagen van wind.
2:18-16 De dood beroofd een mens van het resultaat van zijn werk.
Pre 2:18 Ja, ik kreeg een afkeer van al mijn zwoegen, waarmee ik mij had afgetobd onder de zon, daar ik het moet achterlaten voor de mens die na mij zijn zal
Pre 2:19 en wie weet, of hij wijs zal zijn of dwaas, en toch zal hij macht hebben over alles waarvoor ik gezwoegd heb en waarin ik wijs geweest ben onder de zon. Ook dit is ijdelheid.
Hij kreeg een afkeer van het leven toen hij realiseerde:
-Wat de dwaas wedervaart wedervaart ook de wijze.
-Een ieder sterft.
-Het werk wat onder de zon geschied is kwaad.
-Alles wat we nalaten is voor een ander en wat gaat hij ermee doen?
Vergelijk ook hier weer Lukas 12: 16-21
Pre 2:20 Zo kwam ik ertoe zelf te vertwijfelen vanwege al het zwoegen, waarmee ik mij afgetobd had onder de zon.
Pre 2:21 Want is er een mens, die zich voor iets aftobt met wijsheid en kennis en bekwaamheid, dan moet hij het als diens deel nalaten aan een mens, die zich daarvoor niet afgetobd heeft. Ook dit is ijdelheid en een groot kwaad.
Salomo realiseerde dat hij wij als mensen materiele dingen nalaten aan het volgende geslacht. Maar wie heeft zich hier voor afgetobt en wat gaan de volgende ermee doen. Ook dit was ijdelheid en kwaad.
Pre 2:22 Wat toch heeft een mens voor al zijn zwoegen en voor het streven van zijn hart, waarmee hij zich aftobt onder de zon,
Pre 2:23 wanneer hij gedurende al zijn levensdagen zijn werk doet in smart en verdriet, en zelfs des nachts zijn hart geen rust vindt? Ook dit is ijdelheid.
Ja, in al deze mooie momenten kent het hart weinig echte rust. Zelfs in de nacht is er bezorgdheid voor de dag van morgen en een bezorgheid voor de dingen des levens.
Pre 2:24 De mens heeft het niet in zijn macht om te eten en te drinken en zich te goed te doen bij zijn zwoegen; dit heb ik wel ontwaard, dat het van de hand Gods komt.
Pre 2:25 Want wie kan eten en wie kan iets genieten buiten Hem?
Dit is een grote waarheid. Wij zijn afhankelijke mensen. Of we het willen realizeren of niet. Van wie krijgen wij adem. Ja, van God.
Pre 2:26 Want aan een mens die Hem welgevallig is, geeft Hij wijsheid, kennis en vreugde; maar hem die niet welgevallig is, geeft Hij de taak om te verzamelen en bijeen te brengen, ten einde dit te geven aan wie Gode welgevallig is. Ook dit is ijdelheid en najagen van wind.
Hier zien we hoe God werkt. Aan degene die hem welgevallig is die zal Hij zegenenen. Vergelijk Deut 28 en Psa 1
Gisteren heb ik een gedicht uit de PZC geknipt. Het is getiteld: "De toonhoogte van het verdriet".
Leven, wat is het nu,
Wachten en niet anders,
Op de volgende catastrofe,
Blind naar het einde toe,
Streven gelijk de strofen,
Van een onherroepelijk lied,
Het ene rijm roept het andere,
Er is niets aan te veranderen,
En wat ik moet doen, een riet,
Waar de wind van de tijd in blaast,
Steeds hoger en meer gehaast,
Naar de toonhoogte van het verdriet,
Geschreven door: Guillaume van der Graft.